back
05 / 06
bird bird

#595 Is God Oneerlijk?

December 28, 2018
Q

Beste dr. Craig,

Ten eerste dank ik u voor al het werk dat u in de wereld heeft gedaan voor zowel Christenen – door hen te tonen dat hun geloof geen schande hoeft te zijn – als atheïsten zoals ik – door ons te tonen dat ons intellectueel fundament niet zo zeker is als wij dachten. Ik blijf echter een atheïst. Waarom? Zeker niet omdat ik denk dat uw argumenten onsuccesvol zijn – ik ken geen enkele plausibele refutatie tegen ze. En ook al zijn er naturalistische filosofen, die net zo als u gekwalificeerd zijn, maken ze niet vaak een karikatuur van de kracht van het Theïsme zoals de Nieuwe Atheïsten dat doen. Maar ik geloof dat ik een persoon ben die de positie van een geharde atheïst aanhoudt, een persoon die voor God gesloten is, ook al wil ik dit niet.

De hoofdreden voor zulke terughoudendheid is niets meer dan het Probleem van het Kwaad (of Leed), vooral de het verschrikkelijke soort kwaad dat door Marylin Adams wordt beschreven. Het probleem waar ik mij echter op focus is, denk ik, groter dan het “louter intellectuele” probleem van het kwaad. En het kan ook niet accuraat worden beschreven door wat u het “emotionele probleem” van het kwaad noemt. Het is niet dat ik niet met het leed in mijn leven kan omgaan: ik denk dat ik een godheid, die gretig lijkt zijn schepsels te laten lijden, niet kan vertrouwen (ook al wilt mijn hart het wel zeer), want de meteen komt de vraag in mij op: “Waarom zou God naar ons luisteren, als Hij vele miljoenen onvoorstelbaar laat lijden?” In andere woorden: ik kan niet geloven dat de God, die bijvoorbeeld de eczeem van een vriend heeft genezen of die mijn tante aan een nieuwe baan heeft geholpen, dezelfde God is die “passief” toekijkt hoe duizenden kinderen elke dag door honger en voorkombare ziekten sterven.

Dr. Craig, ik weet dat God – als hij bestaat – niet wreed kan zijn. Het is niet dat ik God vervloek of dat ik hem haat: het is eerder dat, als ik mij in relatie tot hem wil hebben, er een probleem van eerlijkheid in mijn hart opkomt. “Waarom zou ik deze oneindige privilege mogen hebben?” is de vraag die ik stel. Ik wil mijn hart voor God openen, maar het schijnt simpelweg buiten mijn macht te zijn.

Met respect,

Alexander

Onbekend

Dr. Craig

Dr. craig’s response


A

Bedankt voor je oprechte brief, Alexander! Ik begrijp dat het probleem waarmee je worstelt “groter [is] dan het ‘louter intellectuele’ probleem van het kwaad.” Toch lijkt mij dat sommige punten die ik met betrekking tot de waarschijnlijkheidsversie van het probleem van het kwaad heb gemaakt relevant voor jouw vraag zijn. Verdraag het dus alsjeblieft, terwijl ik deze punten opnieuw traverseer[1]:

  1. We zijn niet in een goede positie om te zeggen dat het onwaarschijnlijk is dat God goede redenen mist om leed in de wereld toe te staan.
  2. God’s bestaan is waarschijnlijk, gezien de volledige omvang van het bewijs.
  3. Het Christendom impliceert doctrines die de waarschijnlijkheid van het samenbestaan van God en leed verhogen, namelijk,
    1. Het hoofddoel van het leven is niet geluk, maar kennis van God.
    2. De mens bevindt zich in een staat van opstand tegen God en Zijn doel.
    3. God’s doel is niet gelimiteerd tot dit leven, maar vloeit door voorbij de dood richting het eeuwige leven.
    4. Kennis van God is een onmeetbaar goed.

Bekijk nu eens jouw bekentenis dat “ik denk dat ik een godheid, die gretig lijkt zijn schepsels te laten lijden, niet kan vertrouwen (ook al wilt mijn hart het wel zeer) . . . .” Wat ik hierboven over punt (1) zeg is voor jouw gevoel hier relevant:

Elke gebeurtenis stuurt zodanig een domino-effect door de geschiedenis heen, dat God’s reden om het toe te staan misschien niet duidelijk zal zijn voor er eeuwen zijn verstreken, en het kan in een ander land gebeuren. Alleen een alwetende God zou de complexiteit van de wereld met vrije mensen voor Zijn visie aansturen begrijpen. Denk maar eens aan de ontelbare, onberekenbare gebeurtenissen die plaatsvonden om bij één bepaalde historische gebeurtenis te arriveren, bijvoorbeeld de Geallieerde overwinning van D-Day! We hebben geen idee wat voor leed er betrokken bij moet zijn zodat God één of ander doel bereikt via de vrijwillige acties van mensen, noch moeten we verwachten God’s redenen om het leed toe te staan te begrijpen. Het is nauwelijks een verrassing dat veel leed zinloos en onnodig lijkt volgens ons, want we worden door zulke complexiteit overwelmd.

Als daar het moment is wanneer wij God’s voorzienende directie van een wereld met vrije schepsels voor Zijn voorbedoelde doelen begrijpen, dan kunnen wij Hem gemakkelijker vertrouwen als we vreselijk, onverdiend leed opmerken, terwijl we weten dat God moreel gezien voldoende rede heeft om zulk leed toe te staan. Vertrouwen in God terwijl er vreselijk leed plaatsvindt is een functie van ons begrip van goddelijke voorzienigheid. Een zwakke doctrine van voorzienigheid zal het vertrouwen in Hem moeilijker maken; terwijl een sterke doctrine het vertrouwen bevordert.

Bovendien breidt punt (3a) op dit punt uit door ons eraan te herinneren dat God’s doel niet hetzelfde is als de bewerkstelliging van menselijk geluk in dit leven, maar om mensen tot reddende kennis over Hem te brengen.

Omdat God’s ultieme doel voor de mens kennis van Hemzelf is – en deze kennis alleen kan eeuwige blijdschap aan mensen geven – kan de geschiedenis in zijn ware perspectief niet los van het Koninkrijk van God worden gezien. Het doel van de menselijke geschiedenis is het Koninkrijk van God. God’s verlangen is om zoveel als Hij kan mensen vrijwillig Zijn eeuwigdurende Koninkrijk binnen te laten komen. Het is zeker mogelijk dat leed een deel van God’s middel is om mensen vrijwillig in Zijn Koninkrijk te laten komen.

Ik geef empirische steun hiervoor vanuit de wereld zelf. Inderdaad: ik denk dat het helemaal niet onwaarschijnlijk is dat alleen in een wereld doordrenkt met natuurlijk en moreel kwaad het optimale aantal mensen vrijwillig God zullen omarmen en het eeuwige leven zullen vinden. De Bijbel zegt dat “God niet wilt dat er iemand vergaat, maar dat iedereen bekering zal bereiken” (II Petrus 3.9). We kunnen dus op Hem vertrouwen om het leed in de wereld zodanig te ordenen dat het optimale aantal personen vrijwillig zal worden gered die het eeuwige leven zullen vinden.

Je voegt toe, “[I]k kan niet geloven dat de God, die bijvoorbeeld de eczeem van een vriend heeft genezen of die mijn tante aan een nieuwe baan heeft geholpen, dezelfde God is die ‘passief’ toekijkt hoe duizenden kinderen elke dag door honger en voorkombare ziekten sterven.” De twee punten hierboven schijnen licht op de paradox. Een soevereine en liefhebbende God is niet passief, maar weet wanneer er moet worden ingegrepen en wanneer niet. Gezien onze inherente cognitieve limitaties, zoals onze eindigheid in ruimtetijd, zijn we niet in de positie om Hem tegen te spreken. Als Hij niet ingrijpt om verschrikkelijk leed te voorkomen, dan is het alleen omdat Hij moreel goede redenen heeft om dit toe te staan.

Jij zegt, “[I]k denk dat ik een godheid, die gretig lijkt zijn schepsels te laten lijden, niet kan vertrouwen (ook al wilt mijn hart het wel zeer), want de meteen komt de vraag in mij op: “Waarom zou God naar ons luisteren, als Hij vele miljoenen onvoorstelbaar laat lijden?” God overweegt je gebeden, omdat Hij genadig is en jou wilt zegenen, net zoals Hij anderen wilt zegenen. Maar God weet welke gebeden moeten worden beantwoord en welke afgewezen. Terwijl we niet weten of God ons zal geven wat wij vragen, zouden we toch gedurfd moeten vragen en dan accepteren wat Zijn antwoord ook zou zijn. We vertrouwen op Zijn voorzienigheid.

Jij zegt, “Het is niet dat ik God vervloek of dat ik hem haat: het is eerder dat, als ik mij in relatie tot hem wil hebben, er een probleem van eerlijkheid in mijn hart opkomt. ‘Waarom zou ik deze oneindige privilege mogen hebben?’ is de vraag die ik stel.” Je hebt gelijk, Alexander, als je denkt dat het een oneindige privilege is als God ons, zondaars, ook maar enige aandacht geeft. Er is niets in jou waardoor Zijn genade wordt verdiend. Een soevereine God bepaalt Zelf hoe Hij zijn gaven het beste uitdeelt, met als doel zoveel mensen door hun vrije wil naar een reddende relatie met Hem te brengen.

Bovendien is wat ik met betrekking tot (3c) en (3d) zei relevant. Het kan God niet alleen in de eerste plaats schelen hoe mensen in het aardse leven voortgaan, maar alleen in relatie tot het eeuwige leven. Zoals ik al uitte, “Hoe langer wij ons in de eeuwigheid bevinden, hoe meer het leed van dit leven relatief zal krimpen tot een klein moment.” Het leed van dit leven zal als een verre en oude herinnering zijn, die samengaat met de troost dat ze deel waren van God’s middelen waarmee Hij mensen naar het eeuwige leven had gebracht. Bovendien is kennis van God een onmeetbaar goed. Dit lost alle opgemerkte eerlijkheidsproblemen op. Zoals Marilyn Adams, die jij noemt, benadrukt, is het kennen van God, de locus van oneindige goedheid en liefde, een onvergelijkbaar goed, de vervulling van het menselijke bestaan. Het leed van dit leven kan niet eens ermee worden vergeleken. Dus de persoon die God kent, wat hij ook te lijden heeft, hoe erg zijn pijn ook mag zijn, kan nog steeds waarachtig zeggen, “God is goed voor mij!” simpelweg vanwege het feit dat hij God, een onmeetbaar goed, kent.

Nu zou je kunnen denken dat al dit intellectuele denken voor jouw obsakel irrelevant is. “Ik wil mijn hart voor God openen, maar het schijnt simpelweg buiten mijn macht te zijn.” Hier wil ik twee dingen zeggen: Ten eerste kan het begrijpen van de waarheiden die ik zojuist heb geënumereerd helpen met het vertrouwen in God. Er is gewoon geen goede reden om Hem niet te vertrouwen. Als je eenmaal Zijn voorzienende directie boven alle menselijke geschiedenis begrijpt, waarbij het doel is om zoveel mogelijk mensen vrijwillig tot reddende kennis over Hem te laten komen, dan zal elke zogenaamde oneerlijkheid aan Zijn kant meteen in rook opgaan.

Ten tweede, omdat je begrijpt dat God goed is, zou je nu jezelf met spirituele bezigheden moeten bezighouden waardoor persoonlijke kennis van God wordt bevorderd. Misschien zul je God’s aard overdenken als het meest grootse denkbare wezen, een wezen dat in zijn aard genadig en perfect liefhebbend is. Lees de Evangelieën over Jezus’ leven en denk over hoe zijn zelf-opoffering voor jou, die zelf zo ver is gegaan dat de straf voor jouw zonden op het kruis zijn gedragen. Begin met het bezoeken van een kerk waar je God’s aanbidding met een collectief lichaam van Christus kan ervaren, en waar de Bijbel getrouw wordt gepredikt. Bid dat God je hart zal voor Hem zal openen. Wanneer het intellectuele obstakel eenmaal is verwijderd, kun je dingen doen die zullen helpen je hart te laten smelten, waardoor je tot bekerend geloof komt.

[1]       Deze kunnen allemaal worden gevonden in het hoofdstuk over het probleem van het leed en het kwaad in On Guard (Colorado Springs: David C. Cook, 2010).

- William Lane Craig