back
05 / 06
bird bird

#599 Kan een Ongelovige Christus Accepteren?

December 28, 2018
Q

Ik geloof dat God niet maakt dat wij in Hem geloven: geloof/bekering is niet een gave van God, maar deze komt in ons terwijl we onze vrije wil als mensen uitvoeren. Ik heb echter moeite wat betreft deze passages: 2 Timotheüs 2:25–25, Handelingen 11:18 en 2 Korinthiërs 2:14. Als ik deze passages trouw ben, dan suggereren ze dat God ons bekering/geloof gunt en geeft, en dat de natuurlijke mens (de ongelovige) niet in staat is te ACCEPTEREN (– dit woord is erg specifiek in de zin dat we niet kunnen antwoorden aan of vrijwillig kunnen kiezen om te antwoorden wat betreft God’s voorgaande genade –) de dingen van de geest, omdat de ongelovige deze dingen niet begrijpt. Kunt u mij helpen deze passages te interpreteren, en vooral ‘dat ik denk dat deze stukken van de Geschriften het met gereformeerde theologie eens zijn.

Mlondi

Zuid-Afrika

Dr. Craig

Dr. craig’s response


A

Noch geloof ik zelf, Mlondi, in unilateraal, goddelijk, causaal determinisme met betrekking tot iemand zijn antwoord aan de boodschap van het Evangelie. De hoofdreden dat ik geen Calvinist of Lutheraan in dit geval ben is omdat ik al die passages van de Geschriften, die de universele reddende wil van God impliceren (e.g., 1 Tim. 2.4; 2 Petrus 3.9), neem zoals ze er op het eerste gezicht staan. We moeten de passages door jou geciteerd met de andere schijnbaar gewone passages overwegen.

Hier zijn de passages die jij noemt:

“God zou misschien gunnen dat ze zich zullen bekeren en dat ze waarheid zullen kennen, en ze kunnen van de klauwen van de duivel ontsnappen, nadat ze door hem gevangen zijn om zijn wil te doen” (2 Timotheüs 2.25–26).

“Toen ze dit hoorden, werden ze stilgemaakt. En ze gaven glorie aan God, zeggende, ‘God heeft toen ook aan de heidenen bekering gegund richting het leven’” (Handelingen 1.18).

“De niet-geestelijke man ontvangt de gaven van de Geest van God niet, want ze zijn voor hem als dwaasheid, en hij is niet in staat ze te begrijpen omdat ze geestelijk onderscheiden worden” (1 Korinthiërs 2.14).

Handelingen 1.18 is makkelijk uit te leggen vanuit een libertarisch perspectief: God, zoals Paulus in Romeinen 9 benadrukt, heeft er met genade voor gekozen om redding niet alleen voor de Joden te beteugelen, maar om deze ook aan de heidenen te geven. Dit is een vergroting van God’s genade, en zodanig dat degene die wilt, komen mag.

Een veel moeilijkere vers in Handelingen zou Handelingen 13.48 zijn, waar Paulus en Barabbas zich van de synagoge afkeren en liever de heidenen benaderen. Lucas merkt op, “En toen de heidenen dit hoorden, waren ze blij en gaven ze glorie aan het woord van God; en zoveel als dat er voor het eeuwige leven gedecreteerd waren, zoveel geloofden er.” Hier lijkt collectieve electie niet adequaat; individuele personen schijnen hier naar de redding te worden gedecreteerd.

Daarom denk ik dat de beste oplossing voor deze kwestie het Molinistische perspectief is wat betreft goddelijke voorzienigheid. God heeft volgens deze theorie een wereld gekozen waarin voldoende genade voor de redding aan elk individu wordt toegereikt. Personen, die vrijwillig aan God’s genade zouden antwoorden in hun omstandigheden, worden het eeuwige leven in gedecreteerd. Ze hebben de omstandigheden waarin ze zijn geboren en opgegroeid niet gekozen; desalniettemin zijn ze vrij in welke omstandigheid dan ook om God’s genade te accepteren en om gered te worden. Zoals één Franse Molinist het uitte, “Het ligt aan God of we ons in een wereld bevinden waarin we voorbestemd zijn; maar het ligt aan ons of we in de wereld waarin we ons bevinden voorbestemd zijn.” (Dit is niet het moment voor een volledige behandeling van Molinisme of diens hoofddoctrine van middenkennis. Voor meer hierover, zie mijn boek The Only Wise God (Wipf & Stock, 1999), hoofdst. 12, of mijn Defenders 3-lezingen “Doctrine of God (Part 15)” en “Doctrine of Creation (Part 10).”

Tenslotte, wat betreft het laatste punt over de incapaciteit van de mens om het Evangelie te accepteren, wil ik je doorverwijzen naar Eleonore Stump’s behandeling van deze kwestie in haar nieuwe boek Atonement (Oxford University Press, 2018). Ook al ben ik het met haar kritiek over de Gereformeerden hun boetedoenings-theorie niet eens, en ook niet met haar eigen onconventionele boetedoenings-theorie, is haar behandeling over onze capaciteit om God’s genade te accepteren erg behulpzaam. Stump wijst niet alleen Pelagius’ theorie, dat we de capaciteit hebben om tot God te komen, af, maar ze wijst zelfs af dat we God’s genade en redding kunnen accepteren. Maar ze denkt dat we inderdaad de capaciteit hebben om de Heilige Geest Zijn moeite om ons te redden kunnen weerstaan. We kunnen de Heilige Geest niet actief ontvangen, maar we kunnen stoppen met het weerstaan van zijn moeite om ons naar God te trekken. Als we gewoon stoppen te weerstaan, dan trekt de Heilige Geest ons zonder falen naar het reddende geloof.

Gezien deze zaak, Mlondi, is jouw fout de assumptie dat “geloof/bekering . . . niet een gave van God [is], maar [dat] deze . . . in ons [komt] terwijl we onze vrije wil als mensen uitvoeren.” Stump zou zeggen dat bekering/geloof niet iets is dat in onze macht ligt om uit te voeren, gezien het feit dat we gevallen mensen zijn. Bekering/geloof is het werk van de Heilige Geest in ons, niet ons werk. De macht die we wel hebben is om simpelweg te stoppen met het actief weerstaan van de Heilige Geest, zodat hij zijn werk in ons zal doen. Gezien de passage die je citeert schijnt dit goed redelijk te zijn.

- William Lane Craig